Morfische velden en resonantie |
maandag, 11 december 2006 | |
Inleiding Het woord 'morfisch' is afgeleid van het griekse woord 'morfè', wat 'vorm' betekent. De celbioloog Rupert Sheldrake gebruikt dit woord bij zijn theorie over de 'vormende velden', die hij de 'morfische velden' noemt. Datgene wat hij verantwoordelijk houdt voor de overbrenging van de inhoud van deze velden duidt hij aan met de naam 'morfische resonantie'. Wat zijn nu eigenlijk deze 'morfische velden' waarover dit artikel gaat?
Er wordt vanuit gegaan dat elk levend 'iets', een 'morfisch veld' bezit. Zo is er voor elke willekeurige levensvorm een bijbehorend morfisch veld aanwezig in de kosmos. Dit veld wacht als het ware op de kans zich te verbinden met een nieuw leven op het moment dat dit geschapen zal worden. Vanaf dat moment is het morfische veld verantwoordelijk voor de groei, regulering en het onderhoud van dit leven. Als na de dood van het lichaam er geen sprake meer is van een functioneel organisme, draagt het morfische veld zorg voor de afbraak en distributie van de stoffen waarmee dit lichaam werd opgebouwd. Pas hierna wordt het vormgevende morfische veld van zijn taak ontheven, en is het gereed om, mogelijk met nieuwe kennis bijgevuld, zich aan een volgend nieuw op te zetten leven te hechten. Het lijkt wel alsof de 'tape' van het morfische veld de nieuw opgedane kennis dan voegt bij de wetenschap welke zij reeds in haar bezit heeft, om deze voor een volgende levensvorm in combinatie te kunnen toepassen.
Men moet zich hierbij voorstellen dat elk leven een dergelijk morfisch veld zou bezitten, ongeacht of het gaat om een kristal, cel, plant, dier of mens. Het verstaat zich tot het lichaam van de levensvorm als het magnetisch veld tot een magneet. Dat wil zeggen dat zolang zij samen verbonden zijn, het morfische beeld even plaatsgebonden is als het lichaam. Alleen de met het veld verbonden morfische resonantie (de trillingen), kan zich daarentegen over enorme afstanden uitstrekken. Deze resonantie bepaalt als het ware de mogelijkheid waardoor het ene organisme - door tijd en ruimte heen - invloed kan uitoefenen op het andere. Zag Jung het collectieve onderbewustzijn als een soort collectief geheugen, men zou kunnen stellen dat een morfisch veld eveneens (of juist) het collectieve geheugen bevat, dat zijn werking heeft via de morfische resonantie.
Het idee dat er zoiets zou moeten bestaan als een ordenend iets, is een gedachte die al heel lang de mensheid heeft beheerst.
Het geheim gevonden? In 1935 ontdekte men, dat elke levende vorm een eigen veld bezit dat werkt als een magnetisch veld om het lichaam heen. Dit bleek het geheimzinnige 'iets' te zijn dat men al zo lang als aanwezig zijnde verondersteld en gezocht had. Al betrekkelijk snel bleef het niet alleen meer bij louter theorie: vele proeven konden het bestaansrecht werkelijk bewijzen.
In dat jaar 1935 publiceerden twee eminente geleerden, de professoren Burr en Northrop van de Yale University hun ontdekking, die zij de naam 'De Elektrodynamische Theorie van het Leven' gaven. Dit zou later gewoon het 'levensveld' gaan heten. Zij deden hun publicatie in het blad 'The Quarterly Review of Biology', 10e jaargang 1935, op de bladzijden 322 t/m 333. Hun grootste winstpunt was dat hun proeven herhaalbaar waren. De wetenschap is huiverig voor de waarde van een experiment dat niet herhaald kan worden. Slecht wanneer iets bij herhaling kan worden aangetoond, is er voor de wetenschap sprake van een onomstotelijk bewezen feit. Dit bleek bij deze 'verdachte' levensvelden (helaas) het geval. Zelfs bij de kleinst levende vormen bleven zij aantoonbaar.
Wij zeiden het hierboven echter al; deze levens- of morfische velden zijn voor een materialistisch ingesteld mens een ongrijpbare zaak, en in concreto moeilijk voor te stellen. Zij konden ook bij de herhaalde proefnemingen alleen maar gevolgd worden via een uitgebreid instrumentarium. Fysici definiëren een willekeurig veld op de volgende wijze: Wanneer er iets ergens in een ruimte gebeurt, terwijl er geen zichtbare tekenen zijn welke die gebeurtenis bewerkstelligen, dan zijn de twee gebeurtenissen noodzakelijk verbonden door een 'veld'.
Wat nu bij de ontdekking van het bestaan van deze velden nog onduidelijk bleef, was de wijze van overbrenging van opgedane ervaringen van het ene veld naar het andere. Wij kunnen hierbij ook nog aantekenen dat het hier bij deze elektrodynamische velden nog puur ging om overdracht van ervaringen in evolutionaire zin. Of de geestelijke bagage van de mens of mensheid eveneens in deze of soortgelijke velden zou zijn opgeslagen, bleef in het ongewisse.
Wij veronderstellen dat vormvelden, die wij vanaf nu morfische velden zullen noemen, in de visie van Sheldrake wel degelijk meer inhoud hebben dan slechts informatie te zijn voor de stoffelijke opbouw van een lichaam. Men zou kunnen zeggen dat waar Burr en Northrop bleven steken, hij een stap verder gaat. Wel gaat hij evenals beide geleerden ervan uit dat de morfische velden de materie organiseren op dezelfde wijze als een magneetveld vaste patronen creëert die zichtbaar worden in het ijzervijlsel.
Sheldrake De aard van de morfische velden is vooralsnog onbekend. Sheldrake spreekt net als professor Wasserman over 'de alom tegenwoordige patronen in tijd en ruimte'. Elke cel bevat alle genetische informatie om uit te groeien tot een compleet organisme. De psycholoog Jung geloofde daarnaast nog dat de menselijke ervaringen, opgeslagen in het onbewuste van de mens, eveneens genetisch zouden worden doorgegeven. Maar, zegt Sheldrake, het principe dat hier aan ten grondslag ligt, ligt niet in de genen besloten maar in het morfische veld van het organisme. Evolutie is dus als het ware de invloed van deze morfische velden op de materie. Hoe meer individuen van een soort van organisme tot een morfisch veld behoren, des te krachtiger dit veld zal zijn.
Met deze stelling komen wij nu wel heel erg dicht bij de opvatting van het collectieve onderbewustzijn van Carl Gustav Jung. Wat verder volgt, gaat echter een heel andere richting uit. Sheldrake meent namelijk dat de relatie tussen morfisch veld en materie er een is van trilling of resonantie, in dit geval te beschouwen als de overdracht en verwerking van informatie. De opbouw en het functioneren van een organisme hangen af van de informatie die afkomstig is uit zo'n morfisch veld.
Na te zijn ontstaan uit individuele structuren veroorzaken deze morfische velden vibraties en trillingen in gelijkvormige eenheden die daarom 'resonatoren' worden genoemd. De kracht van deze resonantie groeit, naarmate de overeenkomst tussen de morfische velden en de resonator groter wordt.
Het voorbeeld van de pimpelmezen Het geval van de pimpelmezen is volgens Sheldrake een van de weinige gevallen waar de snelheid van verspreiding van een patroon van dierengedrag zorgvuldig in kaart is gebracht. Gewoonlijk onderzoekt men dit soort dingen niet zo gedetailleerd, maar in dit geval was het te danken aan de inspanning van honderden amateur-vogelwaarnemers in heel Europa dat betrouwbare informatie beschikbaar kwam. Rond 1920 hadden de vogeltjes met hun blauwe kop, ontdekt dat zij de doppen van melkflessen die in Engeland aan de deur bezorgd werden, konden lostrekken om zo de melk te kunnen drinken. Deze truc werd twintig jaar nadat de melkbezorging was begonnen door een pimpelmees in Southampton ontdekt, en het verschijnsel verspreidde zich plaatselijk. Andere mezen deden het na, en na een tijdje was het aantal enorm gegroeid. Toen begon het zich opeens voor te doen op heel andere plaatsen, waar geen mees in de verstreken tijd naar toe had kunnen vliegen. Dit nog afgezien van het feit dat mezen zich zelden ver van hun nest begeven. De dieren hadden het dus niet rechtstreeks aan elkaar kunnen doorgeven. Het tempo van deze onafhankelijke ontdekking van de truc, die op verschillende plaatsen zorgvuldig in kaart werd gebracht, ging omhoog naar gelang de pimpelmezen, in toenemende mate verspreid over het land, het leerden.
De meeste resultaten werden gemeld uit Nederland. Na de Engelse pimpelmezen begonnen nu plotseling de dieren in ons land, maar ook in Zweden, Denemarken en andere landen van Europa, hetzelfde gedrag te vertonen. De gewoonte verspreidde zich overal volgens hetzelfde patroon als in Engeland, echter met dit verschil dat met de invasie van de Duitse troepen er in de meeste landen van Europa aan de melkbezorging een einde kwam.
Die kwam pas weer op gang in 1948, en aangezien pimpelmezen maar ongeveer drie jaar leven, waren er op dat moment geen mezen meer in leven die zich het gouden tijdperk van de gratis melk van voor de oorlog zouden kunnen herinneren. Maar binnen twee tot drie jaar na het begin van de nieuwe melkbezorging, stalen de pimpelmezen in heel Nederland plots weer melk. Deze tweede keer verspreidde de gewoonte zich ook aanmerkelijk sneller.
Radionica Andere ontwikkelingen zijn terug te voeren op het bestaan van onze morfische velden. Begin deze eeuw ontwikkelde zich de zogeheten resonantietherapie uit wat men de radionica noemde.
De Amerikaanse anatoom Albert Abrams deed de eerste ontdekking op dit gebied. Bij het bekloppen van de buik van een van zijn patiënten nam hij een doffe klank waar, op een plek waar hij juist een holle klank zou verwachten. Hij kon ter plaatse echter geen vaste massa ontdekken, en het vreemde was dat het verschijnsel zich alleen maar kon voordoen als de patiënt met zijn gezicht naar het westen stond.
Abrams noemde de plaats waar deze verandering in geluid zich voordeed het Critical Rotation Point (C.R.P.). Bij gezonde mensen hoorde hij de normale holle klank, maar als hij hen via een koperdraad in contact bracht met een zieke, of zelfs slechts met één enkele druppel bloed van de zieken, brachten ook zij plots doffe geluiden voort. Bij elke ziekte bleek een bepaalde doffe klank te horen, die te horen was bij het bekloppen van de buik.
Omdat er sprake was van een overdracht via koperdraad, kreeg dr. Abrams het vermoeden dat er zoiets als elektriciteit in het geding moest zijn. Uitgaande van deze veronderstelling bouwde hij, wat hij 'radionische apparatuur' noemde. Hij gebruikte elektroden, elektriciteitsdraad en weerstanden om een elektrisch circuit te verkrijgen voor diagnose en behandeling. Hierbij werden een patiënt en een gezond persoon aan elkaar gekoppeld via dit circuit. Eén enkele druppel bloed kon dan dienen als 'resonator', dat wil zeggen dat deze hem alle benodigde gegevens verschafte over de patiënt en zijn of haar ziekte.
Een andere Amerikaanse arts, dr. Ruth Drown, ging nog veel verder. Zij ontdekte dat de methode ook op afstand werkzaam was. De patiënt leverde een druppel bloed, de resonator, en terwijl hij of zij verder thuis kon blijven wachten, werd aan de hand hiervan elders de diagnose gesteld en de behandeling uitgevoerd. Men dacht dan ook dat er sprake zou zijn van radiogolven, en hieruit ontstond de naam 'Radionica' voor deze therapie, die overigens geen grote doorbraak mocht beleven.
U zult de behandelmethode echter nergens in een medisch naslagwerk tegenkomen; zij ging roemloos ten onder. Waarschijnlijk was deze praktijk net iets te sjamanistisch.
Van mens naar plant Rond 1950 echter dook het principe van de Radionica plotseling weer in een heel ander gebied op. De Amerikaanse ingenieur Curtis Upton, kwam op de gedachte dat deze praktijk wel eens toepasbaar zou kunnen zijn op alles wat leeft. Hij begon een boom die vol met rupsen zat, te behandelen met radionische apparatuur. Hij verbond via apparatuur een blad van de boom, met een geraniumbloem waaraan de rupsen een grondige hekel hadden. Het geheel werd ingeschakeld en binnen vijf minuten lieten de rupsen zich uit de boom vallen. Het boomblad fungeerde hier dus als resonator, zoals de druppel bloed die dr. Drown bij haar patiënten had gebruikt. Men zou hieruit kunnen concluderen dat de geraniumbloem via het boomblad haar informatie had doorgegeven aan de boom. Het lover van de boom werd namelijk op ditzelfde ogenblik vies voor de rupsen.
Behandeling van ziekten in landbouwgewassen Enkele decennia later was het een Engelse ingenieur, te weten George de la War, die via deze methode verschillende manieren ontwikkelde voor de behandeling van plagen en ziekten bij landbouwgewassen. Hoewel deze eerste pioniers van de latere resonantietheorie in de zestiger jaren veel succes boekten, brak hun aanpak niet echt door. Mogelijk heeft ook het feit dat zij na verloop van tijd als resonator geen bladeren of grondmonsters meer gingen gebruiken hierbij een grote rol gespeeld. Want zij gingen nog veel verder: zij namen eenvoudig luchtfoto's van de te behandelen velden als resonator. Dit zal bij velen scepticisme hebben opgeroepen. Voor vele wetenschappers is iets dergelijks te veel omgeven met de geur van het paranormale, en dit is een onoverkomelijk wetenschappelijk taboe.
Desondanks ging beslist niet alles verloren. In 1988 werd in Weilerswist bij Keulen door twee Duitse biologen, Irene Lutz en Marion Hoensbroech, het 'Instituut voor Resonantie Therapie' opgericht. Tot de vaste staf behoort onder meer de Nederlandse ingenieur Hans Andeweg. Ook zijn hier verder nog drie Nederlandse onderzoekers in opleiding, of zij hebben deze inmiddels al voltooid.
Het Instituut voor Resonantie Therapie Het Instituut voor Resonantie Therapie nam de draad weer op van dr. Abrams en dr. Drown, en later van de ingenieurs Upton en De la War. Men gebruikt nu echter niet meer de naam Radionica, maar spreekt van 'morfische resonantie'. Inmiddels was namelijk de al eerder genoemde celbioloog Rupert Sheldrake met zijn theorie van morfische velden en resonantie in het licht der schijnwerpers gekomen, en de mensen van het Instituut (afgekort het I.R.T.) meenden dat hier sprake zou zijn van deze zelfde morfische resonantie.
De therapie die vanuit dit verschijnsel werd ontwikkeld, hoort bij de verschijnselen die de verzamelnaam dragen van 'niet plaatsgebonden werkingen van het bewustzijn'. Hier gaat dat, wat bij de ontdekking van de professoren dr. Burr en dr. Northrop nog mogelijk was, niet meer op. Een vertrouwde wetenschappelijke werkwijze (via herhaalbare experimenten) is namelijk nog niet geheel van toepassing. Men beseft in het I.R.T. heel goed dat een dergelijke therapie, net als indertijd de Radionica, nog op echte hocus-pocus lijkt. Wel spreken de resultaten vooralsnog in hun voordeel. Want resultaten lijken er te zijn.
Desondanks constateerde men na experimenten bij de Heidemij. en het Gelders Landschap dat de Veluwse landgoederen Welna en Staverden, waar de bossen met de resonantietherapie waren behandeld, vitaler waren dan de aanliggende, onbehandelde percelen. Dit was eveneens het geval met de bomen van het slotpark Laxenburg bij Wenen. Ook op plaatsen achter het vroegere IJzeren Gordijn schijnt er succes te zijn geboekt. Eikels die daar via de resonantietherapie waren behandeld, ontkiemden beter, zo bleek later op de Landbouwuniversiteit te Wageningen, waarmee het I.R.T. samenwerkt. Het I.R.T. houdt zich momenteel bezig met een twintigtal projecten in heel Europa: bossen, akkers en partijen landbouwzaden.
Vormveld en milieu Nog even terug naar het geval van de pimpelmezen. Een morfisch veld kan volgens deze these, in de loop van de tijd nieuwe informatie opdoen. Zo konden de pimpelmezen dank zij dit collectieve geheugen de melkflessen leren openen. Voor elke volgende generatie werd het openen makkelijker, tot het na verloop van tijd simpelweg een gewoonte kon worden.
Zo zouden volgens de stelling van het I.R.T. alle ecosystemen zich binnen bepaalde grenzen aan hun omgeving kunnen aanpassen. De hiervoor benodigde informatie ligt opgeslagen in het morfisch veld, of zoals men dit nu ook is gaan noemen, in de attractor. Nu is het echter helaas zo gesteld, dat de mens in de afgelopen vijftig jaar het milieu zo snel en ingrijpend heeft gewijzigd dat de natuur achter is geraakt in dit proces. Zo ontbreekt haar een snel antwoord op, en informatie over, het morfisch veld oftewel de attractor.
De resonantietherapie probeert hier de kennis te leveren die voor de landbouwgewassen nodig is om zich in het vervuilde milieu te kunnen handhaven. De behandeling is erop gericht het systeem te helpen zichzelf te herorganiseren, een overlevingssysteem te vinden. Dit mag voor de mens echter niet het teken zijn om maar rustig door te gaan met aanrommelen op milieugebied, want op een bodem die totaal verzuurd is, overleeft geen enkele boom of struik.
Hoe gaat het I.R.T. te werk? Het I.R.T. is de mening toegedaan, dat ook de mens de attractoren (morfische velden) kan waarnemen. En hier gaan wij weer het mysterieuze pad op. Wanneer de mens beschikt over de juiste resonator (zender), moet het waarnemen mogelijk zijn. De hersenen kunnen dan worden opgevat als een zeer complexe resonator, die met behulp van een andere resonator (bijvoorbeeld een foto) instelbaar is op de betreffende attractor (morfisch veld).
In de hypothese van het I.R.T. zou de rechterhersenhelft intuïtief in verbinding staan met het morfisch veld. De waargenomen informatie wordt vertaald naar de linkerhersenhelft, en vervolgens in een van de zintuigen geprojecteerd in de vorm van kleur, geluid of gevoel. Bij normale waarnemingen gaat dit precies andersom. Bij het I.R.T. weken de intuïtief verkregen waarnemingen van de verschillende medewerkers hooguit vijf procent van elkaar af.
Fractals Om storingsvrij resonantieverkeer te bewerkstelligen tussen morfisch veld en resonator, worden foto's en kaarten ingelezen in de computer en gedigitaliseerd. Een systeem neemt alleen de informatie op waarop het afgestemd is. Zo verstrekt het I.R.T. het zieke ecosysteem genezende informatie door middel van fractals en symbolen. Voor het weer op krachten brengen van een bos gebruikt men meestal een recente luchtfoto als resonator. Een gedetailleerde topografische kaart volstaat echter eveneens. Fractals zijn informatiepatronen, wiskundige zelfherhalingen in steeds grotere en ingewikkelder formaties. Iemand heeft er ooit over gezegd dat wie er naar kijkt, het lijkt of hij een glimp opvangt van de 'ideeën' zelf. Hij lijkt een directe kijk te krijgen in de 'Platoonse hemel'. Van dit soort voorstellingen had men vijfentwintig jaar geleden nog geen weet. Het bestond als onderwerp nog niet eens. Nu is het in de wiskunde het ingewikkeldste studie-object.
Wij hebben deze fractals te danken aan de geleerde Mandelbrot. In de natuur zijn het bekende vormende principes: de ons welbekende varen heeft bijvoorbeeld een peervormige gedaante die overeenkomt met de vorm van elk van de aparte bladeren. Zo ook weerspiegelt elk esdoornblad de vorm van de hele bladerkroon. Volgens het I.R.T.-onderzoek 'verstaat' een morfisch veld ook menselijke oersymbolen en oude schrifttekens met een natuurbetekenis.
De door het I.R.T. gebruikte fractals en symbolen zijn te beschouwen als voorstellingen van een gezond bos of een gezonde plant met een gezond morfisch veld. Eveneens gedigitaliseerd vormen zij de informatie die het verzwakte veld van het zieke bos zal gaan voeden. Repetitie van inprenting in een bepaald ritme gooit er als het ware nog een schepje bovenop.
Holon Het bos wordt nu eerst nauwkeurig onderzocht op de oorzaak van de vitaliteitsproblemen. Alleen behandeling van het gehele systeem, een 'holon', heeft zin. Aangrenzend landschap kan daar dus ook onder vallen. Elk project is ondergebracht bij een van de zeven Biofield Spectrum Analyzers van het I.R.T., grijze kastjes met radionische apparatuur, bestuurd door computers. Deze stations pulsen hun fractal- en symboolboodschappen dagelijks meerdere keren in de attractor van het zieke bos. Deze attractor is overal aanwezig, dus ook in het computerkastje. Elke drie of vier weken, afhankelijk van het seizoen en de reactie die het project oproept, wordt een nieuw behandelprogramma opgesteld. Onder de huidige milieu-omstandigheden duurt een behandeling zeker drie jaar.
Quo Vadis? De in dit artikel geschetste ontwikkeling van de ontdekte morfische velden tot en met de toepassing van de morfische resonantie, is iets wat onze aandacht verdient. Nu lijkt het nog te zweven tussen realiteit en hocus-pocus, maar desondanks zou het gezien de resultaten van het I.R.T., een bijdrage kunnen leveren tot het weer in het spoor zetten van de 'magische alchimie' van de natuur. Het landschap waar dit experiment ons doorheen voert, is nog lang niet in kaart gebracht. Elk moment kunnen wij op compleet nieuwe zaken stuiten. Alles maar op de rekening schuiven van een massa niet-denkende atomen die elkaar ooit toevallig in een chaotische verbinding vonden, gaat ons inziens te ver. Als wij uitgaan van deze hypothese, is er van het werk dat door het I.R.T. wordt verricht, niets te verwachten.
Een open einde Zo keren wij dan weer terug naar het Instituut voor Resonantie Therapie (het I.R.T.), en de Landbouwuniversiteit te Wageningen. Al lijkt hun werkwijze op een mengelmoes van wetenschappelijk experimenteren, morfische theorieën en alternatieve denkwijzen, wij mogen aannemen dat beide zich niet zullen laten lenen voor goedkope hocus-pocus. Laten wij het houden op een onderzoek met ontdekkingsdurf, waarbij men de moed heeft om tegen de wetenschappelijke dogmatiek in te gaan.
De grote namen in de wetenschap deden hun ontdekkingen meestal door een combinatie van wetenschap en de inspiratie van visie, intuïtie of fantasie. Het waren zelden de technische proevenherhalers, de sceptici, die getuigden van een brede kijk op de wereld die kon leiden tot baanbrekende vernieuwingen. Zo zullen de onderzoekers in Weilerswist en Wageningen zich niets gelegen laten liggen aan de kritiek die men op hun werkwijze en theorie kan hebben. Zij zullen blijven trachten de natuur weer op dreef te helpen. Naar mijn mening zal het zeker resultaat opleveren, in ieder geval meer resultaat dan de show van de huidige milieumaffia die het milieu slechts nastreeft om den brode.
N.A.A. Vogelesang, F.R.C. |